wat de tuin wil
Door Jeroen Olyslaegers
Dit verhaal wordt voorgelezen door Frank Belt in het Boukeboskje
om 19.30 uur op Uitgesteld geluk-locatie Sânmar 3, 8563 AN Wijckel
Je liep met je vriend Wim door die grote tuin van jou in de Franse Ardennen. Hij vroeg wat je er echt mee wilde doen. Toen het huis te koop stond en jij het samen met je vrouw voor het eerst bezocht, was van bij het begin duidelijk dat het huis jou en je vrouw had gekozen. Dat had jij nog nooit eerder meegemaakt. Je stond in de gang en je wist het. De verhalen die sommige vrienden je al hadden verteld, bezaten een grond van waarheid. Soms kiest een huis voor jou en gaat het niet om wat jij wil.
Je vrouw dwaalde met de dochter van de verkopers door de kamers en jij was de mooie trap afgegaan om de tuin te betreden. Wat een wonderlijke plek. Toen het huis werd gebouwd aan het einde van de negentiende eeuw, had de opdrachtgever een ‘folia’ laten aanleggen. Er was een rotstuin in beton, een vijvertje en een kronkelende rivierbedding in steen. Het was tegelijk echt en onecht, zoals een romantische gekkigheid als een ‘folia’ moet zijn. De bedding en de vijver stonden droog, maar dat maakte niet uit. Je verbeelding begon te jagen. Overal essen en esdoorns. Er waren een paar fruitbomen en fraaie struiken. Zo’n vijftig meter dieper ging de brede tuin omhoog om helemaal bovenaan op te gaan in een bospad dat ‘Le chemin des amoureux’ heette. Voor de rest was alles verwilderd. Je liefde was er meteen. Had die tuin ook voor jou gekozen? Nee. Dit was een ander gevoel. Het had misschien te maken met spelen en leren, met contemplatie en met iets te willen delen. Het had te maken, zo vermoed je nu, met een belofte die nog niet was geuit, die zelfs nog moest worden gevormd. Het was een verlangen dat zichzelf nog moest leren kennen vooraleer een verlangen te kunnen worden. Daarom was het wild.
Die wildernis heb je jaren bekampt op je eigen manier. Tijdens de maand mei heb je bijvoorbeeld niet gemaaid om alle bijen en hommels zoveel mogelijk van de bloemen te laten genieten. Vervolgens maakte je graag paden met een heggenschaar, later met een zeis. Wanneer vrienden op bezoek kwamen begonnen ze te lachen als jij ze vertelde dat je er vrijwel elke dag in had gewerkt. Jij was de enige die dat zag. Jij zag de paden. Jij zag hoe het snoeien de tuin dagelijks vormde. Je vrouw kwam niet in de tuin. Te veel teken, zei ze. Het gras stond op sommige plekken zo hoog dat een tekenbeet bij haar onvermijdelijk leek. De zwarte kat, geheten Karma, weigerde eveneens en op volstrekt hautaine wijze om de tuin te betreden. Soms ging ze de stenen trap wel eens af, maar stormde nauwelijks enkele meters verder weer de treden op alsof ze door een schuimbekkende spookhond werd belaagd. Enkel voor jou was die tuin. Maar was hij ook jouw bezit? Iets klopte niet.
Wat wil je nu echt met die tuin, vroeg Wim opnieuw. Hij was de eerste die zich niet door jou liet misleiden. Jij had jezelf een verhaal wijsgemaakt en dat vervolgens aan iedereen verteld. Niemand zag de schoonheid van de wildheid ervan, alleen jij. Wie dat verhaal tussen de lijnen las moest zich aangespoord voelen om die schoonheid alsnog te zien. Wim geloofde dat verhaal niet. Er zit een tuin in deze tuin verscholen, had je hem geantwoord. Je zei dat je die tuin in de tuin wilde blootleggen, maar dat je dat niet alleen kon. Wim knikte. Meer nog; hij zei dat indien je dit alleen zou proberen, de tuin overwoekerd zou worden door gevoelens van ongeduld en frustratie, van iets niet te kunnen bereiken. Wim stelde voor om vrienden uit te nodigen en legde een datum vast. Hij was een muzikant en had enkel muzikanten uitgenodigd. Tijdens de maand juni stonden ze daar met vieren. Jij had zoveel kubieke meter houtschilfers laten komen. Het graven en het aanleggen begon. Er ontstonden permanente paden. De tuin die je voor ogen had ontstond zonder al te veel aanwijzingen te moeten geven. De zwoegende en zwetende muzikanten volgden hun gevoel. Na anderhalve dag kronkelden goudgele paden door het groen, was er een cirkel aangelegd die een meditatieplek kon worden, werd de voorheen ruige vuurkuil oogstrelend. Rond het vuur lieten alle muzikanten hun muziek horen. Je vrouw liet haar liedjes beluisteren. Nu kwam ze in de tuin, net zoals de kat Karma die zelfs lag te spinnen op een van de paden. De vriendschap werd gevierd en er werd aardig wat gezongen. Er was nog steeds wildheid in de tuin te bespeuren, aardig wat zelfs. Maar dat ging nu samen met de orde van paden en bewust uitgekozen rustplekken, alsof er nooit iets anders had geheerst. De folia van voorheen werd opnieuw uitgevonden. Je plaatste kleine beelden. De stenen waarin wijlen je vader letters had gekapt en die zinnen en waarheden vormden kregen een plek. Je vrouw boetseerde maskers die dra de muren zouden tooien. Het werd een tuin waar nimfen en saters zich welkom in konden voelen. Het werd een tuin voor alle wezens.
Elke ochtend kon je je ogen niet geloven. Wat een wonder. Twee weken later stond je vrouw te huilen in de slaapkamer. Een van de muzikanten die mee in de tuin had gewerkt en ’s avonds met je vrouw had gezongen, had een einde aan zijn leven gemaakt. Jij en je vrouw waren verbijsterd en triest. Matt was voorgoed weg. Het gebeurde tijdens dat ene jaar waarin je nog twee vrienden had verloren. Je keek naar je tuin en zag hem zwoegen met een kruiwagen in zijn zwart T-shirt, strakke broek en gepunte schoenen. Je begreep niets van zijn dood en begreep ook meteen dat je het nooit echt zou kunnen begrijpen.
Er waren nog houtschilfers over. Samen met je vrouw heb je nog een prachtig pad aangelegd bovenaan het heuveltje waar achter de rotstuin begon. Samen met haar heb je gezweet en gezwoegd. Het was als een streep onder het verdriet. Niet om Matt te vergeten, maar om hem te blijven herinneren.
Volgend jaar zullen de muzikanten-vrienden terugkomen. De paden verlangen dan naar een nieuwe laag van houtschilfers die alles weer goudgeel zal doen oplichten. De tuin is een belofte geworden, een oogstrelend verlangen naar het hernieuwen van vriendschap, naar sierlijke orde die moet worden onderhouden, naar een kat die ligt te spinnen in de zon en naar iedereen die zegt: laten we daar een glas drinken en het leven vieren.
Nee, die tuin is niet jouw tuin. Jij bent de bewaarder geworden van de groene droom die vriendschap heet en paden blijft onderhouden in het leven dat vaak wild en al te onvoorspelbaar blijkt.
Je hebt dit geschreven met zicht op de tuin. Nee, het gaat niet om je wil. Het ging en gaat nog steeds om alles wat zomaar geeft en zomaar neemt. Jij bent het bezit van de tuin, van het verlangen dat ondanks alles, ondanks de dood, door jou en je vrienden werd blootgelegd.
Jeroen Olyslaegers
Jeroen Olyslaegers (1967) is een veelzijdige Vlaamse schrijver. Hij debuteerde in 1994 met de roman Navel en heeft sindsdien diverse romans, theaterstukken en columns geschreven. Olyslaegers’ werk omvat romans, waaronder Wij (2009), Winst (2012), Wil (2016) en Wildevrouw (2020). In 2014 ontving hij de Arkprijs van het Vrije Woord voor zijn maatschappelijk engagement, vooral zijn roman Wil werd uitgebreid gelauwerd en verfilmd. Zijn meest recente werk, Willem en mijn wellust (2022), is een novelle die zich afspeelt in de zestiende en negentiende eeuw. Najaar 2025 verschijnt De Wonderen, gesitueerd in de negentiende eeuw.
Foto: Stephan Vanfleteren