Het doelgroepenbad
Door Kirsten van Santen
This text can be found in Optisport swimming pool Dúndelle
Mjûmster Wei 16, 9243 SK Bakkeveen
Al dat blauw, de geur van chloor, in de verte huilt een baby, iemand stort zich joelend van de glijbaan, een vader laat zich meevoeren door de wildwaterbaan. Hier: stilstaand, zacht strelend water, met kleine eilanden van ploeteraars, eenzame bleke atolletjes. Buiten, de stad, met de gearriveerden, de geslaagden met hun drukke agenda, in de file of de fiets. Hier in het water alleen maar dappere verliezers, dobberende lichamen met zeeën van tijd.
Maja had zich heilig voorgenomen incognito te blijven, geen contact te maken. Een koele sfinx wilde ze zijn, ijskoningin, ver verheven boven het gedoe. Als baantjestrekker was ze weleens langs het doelgroepenbad gelopen, op weg naar training en keerpunt, naar 100 meter-sprintjes en Steigerungen, met haar plankje en poolboy in de hand. En dan keek ze vanuit haar ooghoeken naar de dobberende lichamen met hun drijfmiddelen en de rij rollators langs de kant, geduldig wachtend op hun baasjes.
De eerste keer dat ze het onooglijke badje betrad, had ze opzien gebaard. Haar rolstoel, de krukken, haar paarse, opgezette enkel, de littekens die als ladders tegen haar onderbeen stonden, het trok allemaal de aandacht van de nieuwsgierige ochtendzwemmers.
Al die lichamen. Maja keek erop neer vanaf haar hoge positie op de badrand. Zij, keizerin van de snelle baan van het wedstrijdbad, was een passant, hoorde hier niet, dat moest iedereen toch duidelijk zijn. Zij was op haar plek tussen de triathlon mannen, met armen van staal en koppen als bronstige karpers. De gezonden, de topfitten, dát was haar groep. Hier zag ze week lillend vlees, gehavende lichamen, gerimpeld, met schilfertjes. Dit waren de anderen.
Maar het wedstrijdbad was buiten bereik, geen idee hoe ze daar nu in moest komen. Vandaar, het doelgroepenbad. Het zou goed voor haar zijn, had de fysiotherapeut gezegd, een atletische man die haar tot waanzin dreef met zijn oefeningen. Baat het niet, dan schaadt het niet. Ik hoor het volgende week wel van je of het is gelukt. Dus ja, ze moest wel.
Het babyzwemmen was net afgelopen, de muziek stond nog aan, ‘Lief klein konijntje’ schalde door de zwemzaal. Slanke moeders, hoog op de benen, wikkelden hun roze baby’s in doeken en droegen ze in hun armen mee naar de kleedkamers. Maja wachtte tot het laatste exemplaar vertrokken was, rolde toen naar de zwembadrand en zocht nerveus naar de rem. Er was een brede aluminium trap die langzaam het badje in liep, dus met een beetje geluk zou ze onopvallend hinkend kunnen afdalen.
Ze wankelde, probeerde haar evenwicht te houden, stortte zich toen met een ingehouden kreet voorover en ging voor het eerst na het ongeluk weer kopje onder. Nu zou het trauma in volle kracht toeslaan, dat hadden vriendinnen voorspeld. Het ruisen, het kraken. Het licht, de verbijsterende pijn. Maar het viel mee. Ze dreef in al het blauw, zonder angst. Het water droeg haar als vanouds, het voelde als thuiskomen.
Zo begon Maja’s bestaan als nieuwbakken lid van de populatie die op doordeweekse ochtenden het doelgroepenbad bevolkte. Twee keer per week strompelde ze heen en weer door het badje, vriendelijk toegeknikt door een Griekse reus die er minstens zo beroerd aan toe was als zij. Om hem heen hing een zware nicotinelucht. Landmijn, zei hij, en wees op zijn gehavende knie en scheenbeen. Tja, haaienbeet, zei hij later grijnzend tegen een andere nieuwkomer, wederom wijzend op zijn been. Aan zijn ogen te zien had hij pijn, maar hij neuriede altijd wanneer hij zwom.
Er was een droevige Chinese vrouw die kreunde wanneer ze zich afzette tegen de badrand. Er waren asielzoekers zonder zwemdiploma, vrouwen met een hernia, een jongen met dwarslaesie (die kwam maar twee keer), een magere voetballer met een nieuwe knie, een jonge meid met long-covid, er was een dikke dame met psoriasisplekken op haar armen, een scheve gebochelde dame en altijd zwommen er wel een paar bejaarden met ingevallen wangen en indrukwekkende kalknagels. Ze waren allemaal even lief voor haar. Welwillend. Ze spoorden Maja aan tot nieuwe oefeningen, prezen haar vooruitgang, inspecteerden haar onderbeen. Hij is al veel minder dik, stelden ze tevreden vast, moet je kijken, dit gaat de goede kant op hoor.
Maja werd herhaaldelijk uitgenodigd voor koffie, iemand bood aan haar van huis op te halen en of ze volgende week wel weer kwam, want dan was er cake na. Ze hield de boot af, deed nog steeds haar best om géén contact te maken. Nee, zei ze, steeds minder overtuigd van zichzelf, nee, nee, bedankt, maar nee.
Sluipenderwijs raakte ze gesteld op de ploeg van onvolmaakten en verdween het wedstrijdbad in de mist. Het begon met het vriendelijke knikje dat ze uitwisselde met de Chinese zwemster. Even later kwam de scheve gebochelde vrouw, die over een opvallend schelle stem bleek te beschikken, langszij zwemmen. Met haar hand streek ze zachtjes over Maja’s wang. Meiske toch, wat is er met jóú gebeurd?
Als overvallen door een natuurkracht gooide Maja toen alles eruit, het hele verhaal. En iedereen luisterde. Dat ze die zomer zo gelukkig was, hoe goed alles was, zo compleet, ongeschonden lijven, ongedeerde geesten en dat ze natuurlijk niet had moeten springen, waarom zou je, als houterige vrouw van bijna vijftig? Maar de Baskische berggids zei dat het kon en de kinderen jutten haar op, en alles was zo mooi, dus ja, ze sprong, van acht meter hoog het water in en landde boven op een rots die vlak onder water lag. Een flits, de dreun, haar gedraaide voet, het intense verlangen om terug te reizen in de tijd, een paar seconden maar, alsjeblieft, alstublieft, o god. Dan, de evacuatie, op de rug van de gids, de kloof uit, de berg op, de spoedoperatie, de repatriëring, nog een operatie, de revalidatie. Dat ze van het middelpunt naar de zijlijn was verdreven, de hele tijd weer terug wilde naar hoe het was, maar ook wel wist dat dat niet kon. De wroeging, de schaamte, de spijt, de nachten.
Het was even stil in het doelgroepenbad. Niets dan het zacht klotsende water. De scheve vrouw gaf haar een klopje op haar rug. Ik denk dat het wel weer goed komt met jou, zei ze, het is een kwestie van tijd. De bejaarden knikten eensgezind, een kwestie van tijd inderdaad. Dat vond de Griekse reus ook. Toen ging iedereen weer verder met zijn oefeningen. Maja ook.
In de weken daarna waren er momenten dat het echt gezellig was, zelfs de Chinese vrouw leek af en toe plezier te hebben. Jonge badmeesters kwamen koffiedrinken in het doelgroepenbad, want daar viel altijd wat te lachen. Terwijl buiten de wereld voort raasde, de stad om het zwembad heen draaide, mensen zich naar kantoor haastten, naar de sportclub, een verjaardag, een borrel – mensen die het volle leven leefden – plonsden zij hier rond in hun parallelle universum, buiten de tijd.
En wanneer de regen tegen de ruiten van de zwemzaal kletste, wanneer de Griek met zijn armen gespreid als een zeester in het water dreef, ver weg van haaien en landmijnen, en de scheve vrouw een poging tot koppeltje duiken deed, was Maja bijna dankbaar dat ze hier verzeild was geraakt, met deze mensen, blij dat ze gesprongen was, van die rots, die zomer. Kijk dan, het water! Wanneer het zonlicht erop valt, fonkelt het, alsof iemand er met gulle hand diamanten in heeft gestrooid.
Kirsten van Santen
Kirsten van Santen (De Bilt, 1975) is a writer and journalist. She acts as chairwoman and moderator during literary festivals. Van Santen trained as a cultural anthropologist and worked for over 25 years as an art editor and columnist at Leeuwarder Courant and Dagblad van het Noorden. In March 2022, she made her debut at Atlas Contact publishers with her literary non-fiction book Water pakken (taking water). Van Santen is currently working on a second book. As a copywriter, she is closely involved with cultural platform De Utrecht in Leeuwarden, she is on the jury for the Anton Wachter Prize for the best literary debut and is a member of the editorial team of magazine De Moanne.
Photo: Fjodor Buis