Zelda
Door Thomas Heerma van Voss
A sentence from this story appeared on a notebook
Can be found in the Book Carts in Mantgum, while stocks last
Al maanden hebben we elkaar niet gezien. Nu ik op de deurbel druk, besef ik: iets vergelijkbaars dacht ik de vorige keer dat ik Yuri ging ontmoeten ook. En ook toen stond ik er een beetje onwennig bij, me ervan bewust hoe raar lang geleden ons laatste contact was. Misschien besefte ik vooral dat we in een cliché tuimelden: de vrienden die tijdens de studie onafscheidelijk zijn en daarna afstand nemen, of nee, ze nemen de afstand niet maar die ontstaat, stukje bij beetje en dan toch plotseling. Onze dagen lopen steeds meer uit elkaar, onze taal is gaan verschillen, en op een ochtend werden we wakker en realiseerden ons ineens dat we al weken amper weten wat de ander bezighoudt.
‘Amice. Binnen.’ Met een zoemer gaat de deur open. Een onvoorzien steile trap – mijn hemel, Yuri is hier al anderhalf jaar geleden gaan samenwonen en ik ben er nooit geweest, zelfs niet nadat hij vader werd. De baby ligt nu te slapen, kondigde hij al per WhatsApp aan. ‘Dat vind jij ook wel chill natuurlijk,’ schreef hij. Zijn vrouw is weg, iets met een yoga-weekend. Maar wel aanwezig is Zelda, de oranjerode kater die Yuri nu al enkele jaren vergezelt, die hij aan het einde van de studie ergens op de Veluwe haalde.
Ik ging toen met hem mee. Er was een enorm nest geboren op een afgelegen boerderij. ‘Schattige beestjes,’ zei de vrouw die daar woonde – grijs haar, grijze sweater, felle stem. ‘Maar ja, ze moeten weg, Piet is allergisch.’ Het klonk alsof ze liever Piet dan de kittens de deur uit had gedaan.
Zelda staat bovenaan de trap. Daarachter bevindt Yuri zich, die half bezig is met een pan op het vuur en wat ongemakkelijk naar me zwaait – ik kan aan hem zien dat ook hij zich geen houding weet te geven. Maar Zelda trekt zich daar niks van aan; zonder enige aarzeling drukt ze haar snuit tegen me aan. Ze snuffelt. Aan mijn vingers, mijn handen, mijn armen. Ze begroet me warmer en uitbundiger dan anderen ooit doen. Dat bedoel ik niet zwelgend of verongelijkt: ze begroet me ook uitbundiger dan ikzelf ooit iemand begroet. Ik hurk vlak voor haar, Zelda drukt haar snuit tegen mijn gezicht en doet iets wat in geen tijden iemand heeft gedaan: ze houdt haar neus tegen de mijne, diep snuffelend. In zekere zin zoent ze me.
‘Is dit haar vaste welkomstgroet?’ vraag ik Yuri zonder overeind te komen.
‘Nee, totaal niet,’ antwoordt hij boven het geluid van de afzuigkap uit, en ik kan horen dat hij het meent. ‘Meestal rent ze juist weg bij gasten. Ze herkent je geur. Die vergeet ze nooit meer. Ze weet wie je bent.’
Zelda blijft kopjes geven, loopt spinnend tussen mijn benen door, volgt me zodra ik het appartement onderzoekend binnenstap. Voor de duidelijkheid: ik ben een nuchter mens, ik laat me niet snel meeslepen door grote gevoelens of zware woorden, en ook nu houd ik me vrij rustig. Toch glimlach ik, in mijn binnenste dient zich meteen een heerlijke lichtheid aan, en ik denk: dit is niets minder dan een bescheiden wonder. Hoeveel beter ik me na deze halve minuut al voel. De afgelopen uren en zelfs weken was ik moe en nukkig, in de trein werd ik zojuist omringd door chagrijnige gezichten, zelf keek ik afgestompt naar mijn telefoon, ik scrolde zonder iets te vinden of te zoeken – en tussen Yuri en mij sluimerde al tijden een aanleidingloze spanning waar we hooguit moeizaam vanaf zouden komen.
Dit is het wonder: Zelda trekt zich hier niets van aan, heft zelfs al die gevoelens direct op.
Natuurlijk is al bekend dat mensen zich onterecht superieur wanen aan andere dieren, dat juist wij liegen en konkelen, dat we de wereld steeds sneller verpesten dan al werd aangenomen, dat we elkaar en ook soortgenoten zonder weerga de dood in blijven jagen. Het wonder: het ongecompliceerde en oordeelloze welkomstcomité van een kat die je ruim een jaar niet hebt gezien. De eindeloze kopjes die ze blijft geven. De zwiepende staart, het rollen over de rug. De troost die in die handelingen besloten ligt, de genade.
Yuri serveert penne bolognese. Dit maakte hij tijdens onze studie ook graag, al heeft hij het recept verfijnd, of misschien staat hij zichzelf nu iets duurdere kaas toe dan voorheen. Terwijl hij bezig is met tafel dekken en een paar keer terug naar de keuken loopt om nog iets te pakken, blijft Zelda bij mij in de buurt. We spelen, ik gooi een balletje weg waar ze achteraan holt, ik praat zo zacht tegen haar als ik verder tegen niemand nog spreek.
Bij het horen van mijn stem – ‘hé lieve Zelda, gaat-ie goed met jou, heb je me zo gemist?’ – denk ik aan mijn enige keer samenwonen, jaren geleden. Behalve een ijzeren prullenbak, servies dat ze met achteloze vanzelfsprekend als beter bestempelde dan het mijne en een deurmat waarop stond home is where the heart is, nam mijn toenmalige vriendin ook haar tweejarige kater Snuggle mee naar ons appartementje. Omdat ik thuis werkte en mijn vriendin steeds langere dagen op kantoor maakte, bracht ik al gauw mijn meeste uren met de kat door; we kregen een alsmaar betere band. Hij volgde me onophoudelijk in huis, keek toe terwijl ik douchte, leek precies te registreren hoe ik me voelde – wanneer ik verdrietig was, sprong hij op schoot, tijdens koude nachten lag hij opgerold in mijn knieholte. Mijn vriendin leek juist alsmaar minder bezig met wat ik meemaakte, bracht op den duur hele dagen elders door, nog steeds op kantoor, met vrienden, met andere mannen? Ze wilde tijd om na te denken, zei ze op een ochtend. Dat nadenken leidde tot een conclusie die ze na een maand sec presenteerde: ze wilde niet meer. Punt. Dus daar gingen de prullenbak, het betere servies en de deurmat weer. Maar Snuggle bleef voorlopig achter. Vlak erna brak corona uit – weken van quarantaine en pandemie die ik uitsluitend met dat zwartharige wezen doorbracht.
Wat me het meest verwonderde: hij leek ook toen te begrijpen wat er gebeurde. Dat de buitenwereld compleet stilviel. Dat ook mijn binnenwereld overhoop gewroet was. Yuri stuurde in die tijd veel aardige, steunende appjes, maar Snuggle kon me veel beter troosten – meer dan ieder ander. Uiteindelijk kwam mijn ex hem ophalen. De kat hoorde bij haar, dat vond ik ook. Dus daar ging hij, met een halfjaar vertraging mijn ex en die deurmat achterna. Toen ze hem ophaalde, balde ik mijn vuisten en vloekte binnensmonds, terwijl ik haar zo kalm mogelijk een kop thee aanbood.
Snuggle spurtte naar mijn ex toe en sprong tegen haar been aan, blies, zette zijn nagels in haar dure suède broek. Hij deed wat ik wel wilde maar niet kon opbrengen, uit lafheid of gewoonte of beleefdheid of iets daartussenin: hij werd ongeremd boos.
Ook namens mij kraste hij in haar vingers, haar ellebogen. Ik keek roerloos toe toen ze hem uiteindelijk de tas in duwde en ze vertrokken. Die kat mis ik nog steeds.
Na de pasta komt een chocoladetaart, na de chocoladetaart komt de whisky. Ik zit ouderwets lang bij Yuri, in dat huis waar zijn leven zo is afgeweken van het mijne. Zelda gaat een paar meter verderop liggen, in het laatste reepje binnenvallend zonlicht van vandaag. Ze krult zich op tot een balletje, valt zachtjes snuivend slaap – zo aanlokkelijk ziet het eruit, zo ontroerend onverstoorbaar. Ik wil heel graag ook eens op die manier slapen.
Yuri en ik praten makkelijker dan we in tijden hebben gedaan, Zelda’s groet heeft blijvend iets doorbroken. We hebben het over gedeelde kennissen, over familie, mijn ex komt kort ter sprake, alsof we alles van de afgelopen tijd aan het inhalen zijn.
Dan, uit het niets, springt Zelda op mijn schoot. Buiten is het definitief donker. En zonder dat er verder iets aanwijsbaars is veranderd, lijkt alles om me heen een net andere gedaante te hebben aangenomen dan zojuist. Ik aai de warme kattenvacht, voel nog een keer dat hoofd tegen mijn vingers duwen, en ik kijk naar mijn vriend, naar mijn vingers, naar dat beest onder me, en ik denk: op een dag moet het mij toch lukken, zo raadselachtig eenduidig, zo ongecompliceerd door het leven gaan.
Thomas Heerma van Voss
Thomas Heerma van Voss (1990) published the novels Stern and Condities (longlist Boekenbon Literature Prize and Libris Literature Prize). He also writes essays, articles and short stories. In 2024 his acclaimed novel Het Archief was published, which was nominated for the Boon Literature Prize and longlisted for the Libris Literature Prize.
thomasheermavanvoss.nl
Picture: Joris Casaer