Te veel verliefd
Door Ramona Ambs
Ik heb vlinders in mijn rugzak.
Die heb ik met een sinaasappel gevangen. Ik heb de sinaasappel geschild, er toverspreuken over uitgesproken, hem in mijn rugzak gelegd en gewacht.
Eerst kwam er alleen een citroenvlinder, maar één vlinder is niet genoeg. Gelukkig kwamen er even later een koolwitje, een grote weerschijnvlinder en een nachtpauwoog achter hem aan. En toen na, een tijdje, nog een paar, waarvan ik de namen moet verzinnen omdat ik ze niet ken. Die heten dus: pruimenbladvinkje, bonte bouquetmot en fladderhartje en de laatste noem ik Arjen.
De man door wie ik vlinders vang, heet namelijk ook Arjen. Dus is het niet meer dan logisch dat er minstens ééntje zijn naam krijgt. Nu doe ik mijn rugzak dicht. Ik heb nu alles wat ik nodig heb. Ik ga in een mooie, treurige wei liggen en zet de rugzak op mijn buik.
Ik adem in, de rugzak stijgt.
Ik adem uit, de rugzak daalt.
Arjen.
Arjen is de mooie man op wie ik veel te veel verliefd ben … en het is niet goed om te veel verliefd te zijn. Dan heb je namelijk voortdurend vlinders in je buik. En met vlinders in je buik kun je niet werken en niet lezen en niet eten en niet denken en gewoon helemaal niks. Alleen aan Arjen denken kun je nog. Maar zodra je aan Arjen denkt, produceer je ogenblikkelijk nog meer vlinders.
Dan kan zo toch niet doorgaan.
Ik heb tenslotte meer te doen dan alleen verliefd zijn.
En omdat je altijd het gelijke met het gelijke moet bestrijden, ben ik de vlinders gaan vangen. Dat moet werken! Dat helpt tegen te veel verliefd zijn!
Vast en zeker!
Ik adem dus diep in en uit, dan tel ik tot drie, denk aan Arjen, open mijn rugzak en laat alle vlinders vliegen.
En weg vliegen ze: de citroenvlinder, het koolwitje, de grote weerschijnvlinder, de nachtpauwoog. En dan het pruimenbladvinkje, de bonte bouquetmot, het fladderhartje … En omdat vlinders er altijd in een zwerm vliegen, vliegen de vlinders in mijn buik ook weg.
Ik kijk ze na, hoe ze zich verspreiden in de blauwe lucht en ben gerustgesteld. Kleine kleurige fladderende stipjes stuiven weg.
Confetti met bedoelde bijwerkingen!
Dat heb ik goed gedaan.
Ik sluit mijn ogen en voel me een moment lang gelukkig en vrij. – Wat ik nu allemaal weer kan doen: eindelijk mijn scriptie afmaken, de was opvouwen, iets lekkers koken … misschien voor Arjen … oh, wait! – daar is hij alweer! Ik kijk geschrokken in mijn rugzak: de kleine vlinder die Arjen heet, is er nog. Hij zit nog steeds op de sinaasappel!
… hij is niet weggevlogen …
… het is niet gelukt.
Wat een geluk! 🙂
Ramona Ambs
Ramona Ambs (Freiburg, 1974) works as an author and poetry therapist in Heidelberg. She made her debut as a writer in 1996. In addition to short stories and novels, she writes for the Jewish online portal Hagalil, the satirical magazine Prinzessinnenreporter and the Jüdische Allgemeine, among others. She belongs to the third generation of German-language Jewish authors after the Holocaust, which also influences the themes of her literary works. Her most recent publications are the collection Manifest mit Vogel. Notes, Poems, Sketches (‘Manifest with bird. Notes, poems, sketches’ 2020) and the novel Graufarb (‘Gray’ 2023).