Iets
Door Lieke van den Krommenacker
Dizze tekst is te finen by drogisterij ’t Famke
Passaazje 5, 9251 CX Burgum
Het was min of meer per ongeluk dat Lisa in de Focusgroep Theezakjesvragen terecht was gekomen. Niet dat ze niet van thee hield, of van laagdrempelige pogingen om het bestaan wat gezelliger te maken. Of op z’n minst wat minder ongezellig. Uiteindelijk, dacht ze, kon je overal ironisch over doen, zelfs over het ironisch doen zelf, en je net wat beter voelen dan de rest, maar dan kwam je met een omgekeerde beweging toch weer bij hetzelfde uit: thuis op de bank, moedeloos scrollend en aangeschoten (want moedeloos), precies genoeg om niet in beweging te hoeven komen.
Ze kende iemand, via-via-via (of deze persoon echt bestond was haar een raadsel, toch had ze besloten het te geloven, simpelweg omdat het haar leven opleukte) die na een kop thee nog voor het ontbijt was vertrokken. Aan het theezakje had een labeltje gehangen met de vraag ‘Wat heb je altijd al eens willen doen maar nooit gedaan?’ De vrouw had haar tas gepakt en was naar Ierland gereisd, omdat ze een keer een boek had gelezen van een Ierse schrijver die in een houten hut zonder stroom en stromend water woonde, waar reizigers gratis mochten overnachten, mits ze hem en zijn hut wisten op te sporen.
Uiteindelijk was ze onverrichter zake naar huis teruggekeerd. Wel had de onderneming, voor zo lang als die duurde, haar verlost van het almaar groeiende gevoel van zinloosheid dat haar gedurende de dag overviel en dat steeds erger werd. Zinloosheid met zinloosheid bestrijden en dat verheffen tot iets zinvols, dacht Lisa, deden we dat niet allemaal? De andere optie was: thuisblijven. Niets doen. Het nadeel was, die optie had Lisa uitgesloten en was als optie vervallen. Dit leverde een nieuw dilemma op; iets doen betekende ook vaak het verkeerde doen in een wereld waarin iedereen van alles riep, gevoed door het sentiment niks meer te mogen zeggen. Lisa moest er vooral veel van zuchten.
De eerste Focusgroep-vergadering die ze bijwoonde, eindigde in ruzie. Reza gooide natte theezakjes tegen de muur, Olek gooide uit protest het Excelbestand met de al gebruikte vragen weg – niet in de digitale prullenbak, maar definitief verwijderd-weg-weg, zoals alleen computernerds dat kunnen – en Lisa, die niet direct iets kon vinden om te gooien maar niet wilde achterblijven (zo was ze), gooide haar jas uit het raam. Het sneeuwde. Voor even leek het erop dat de consument voortaan maar zelf z’n levensvragen moest verzinnen.
Hoe de onenigheid was ontstaan, kon Lisa zich niet goed herinneren. Het ging zoals het gaat in ruzies: iemand zei iets, meestal iets relatief onschuldigs, wat iemand anders, meestal relatief gevoelig, net verkeerd raakte en plots zat je niet meer gebroederlijk naast elkaar maar stond je ongemakkelijk tegenover de ander. Het zal ongeveer zo zijn begonnen:
‘Wat doe jij chagrijnig,’ zei Reza.
‘Hoezo?’ vroeg Olek.
‘Gewoon, je reageert zo kortaf steeds. IJzertekort ofzo?’
‘Hoe kom je daar nou weer bij?’
‘Je bent toch vega?’
‘Vegan.’
‘Pardon, vegan.’
‘Ja?’
‘Nou, geen vlees; ijzertekort; moe; chagrijnig. Je weet wel.’
‘Ik eet geen dieren.’
‘Zei ik toch.’
‘Nee, jij zei: geen vlees.’
Reza rolde met zijn ogen.
‘Wat nou?’ riep Olek uit.
‘Het komt allemaal zó verschrikkelijk nauw met jullie.’
‘Met ons.’
‘Ja, met jullie. Jullie vegans.’ Reza trok een zuur gezicht.
‘Ik doe dit godverdomme niet voor mezelf hè,’ beet Olek hem toe.
‘Nee,’ benadrukte Reza, ‘we weten allemaal: je doet dit voor ons. En voor de dieren. Nobele die je bent.’
‘Misschien kunnen we anders eens samen uit eten?’ opperde Lisa.
Algauw gooide iedereen dingen. De hele vergadering bleef het de vraag of er nog vragen gingen komen.
Het fijne aan dit werk, dat technisch gezien door velen niet als werk werd beschouwd omdat het vrijwilligerswerk was, vond Lisa dat ze de verwarring die haar onophoudelijk ten deel leek te vallen met de rest van de mensheid kon delen. Nou ja, het theedrinkende deel tenminste.
De wereld was nogal onoverzichtelijk, vond Lisa. In haar wereld viel het op het oog allemaal wel mee: ze had haar baan, ze had haar vrienden en ze had Lars: haar parkiet. Hem had ze geleerd om ‘kusje’ te zeggen, behalve tegen haar vader, tegen hem zei Lars ‘lul’. Beter nog: ze had het beestje ook geleerd om kusjes te geven, zelfs aan de lul, dat was een opvoedingsfout geweest. En sinds kort had ze dus de Focusgroep, omdat ze een cursus papier scheppen volgde waar ze Olek van kende. Hoewel Lisa er nooit eerder over had nagedacht, was Olek typisch iemand voor in een Focusgroep Theezakjesvragen. En voor je het wist zat je er zelf in.
‘Ik denk vaak: Waarom?’ zei Lisa.
‘Wat bedoel je, waarom?’ wilde Olek weten.
‘Waarom, als vraag.’
‘Waarom wat?’
‘Ja, dat kunnen mensen dan zelf bedenken.’
‘Ik snap je niet.’
Lisa werd ongeduldig.
‘Gewoon. Waarom. Als vraag. Op een theelabeltje.’
‘Oh, zo. Dat de vraag is: Waarom? En verder niks.’
‘Ja.’
‘Ik weet het niet.’
‘Wat niet?’
‘Of dat een goede vraag is.’
‘Waarom niet dan?’
‘Is dit een nieuwe theevraag? Of een Lisa-doorvraag-vraag?’
Op een vreemde manier voelden de Focusgroepvergaderingen voor Lisa als arriveren op een prettige, onbekende plek. Een plek vanwaar het leven nog alle kanten op kon, in plaats van vooral de kant die je toevalligerwijs was opgerold. Al deed Lisa haar best om bij te sturen, de stuwingskracht van het bestaan leek altijd groter dan haar vermogen om de juiste afslagen te kiezen. Als het erop aan kwam, liet ze zich vaak overrompelen. Door mensen, door gebeurtenissen, door het nieuws dat van ellende aan elkaar hing. De Focusgroep bracht daar verandering in, in zoverre dat ze nu iemand kon zijn die een ander – en daarmee op termijn zichzelf – hielp richting te geven aan de chaos door de goede vragen te stellen. Vragen die mensen aan het denken zetten, maar dat niet alleen.
Ze hield ervan anderen in beweging te brengen. Het zetje te geven dat leidde tot een volgende stap. Tot überhaupt een stap. Of na zo’n stap de afgrond gaapte of de zee, daar ging ze niet over. Je kon levensmoe zijn of koudwatervrees hebben, beide overwon je soms niet alleen. En wie zich bevrijd voelde, zo redeneerde Lisa, kon de neiging loslaten om zich constant schrap te zetten.
Na de waarom-/waarom niet-vergadering, die een fraaie reeks aan filosofische vragen had opgeleverd, was van hogerhand besloten dat het allemaal ‘wat luchtiger’ moest. ‘Dit is toch geen vraag, dit is gewoon vaag,’ had de Focusgroep Theezakjescoördinator verontwaardigd uitgeroepen tijdens een door hem ingelaste spoedbijeenkomst: ‘Kan in betekenisloosheid ook betekenis schuilen?’ Een voor een had hij de blaadjes met nieuwe vragen door de lucht gegooid, wat lastig ging, want het waren kleine gekleurde blaadjes van dun papier, waardoor ze voornamelijk terug in zijn eigen gezicht wapperden.
‘Als jij het niet bent, wie dan?’ ‘Waar zou je zijn als het niet hier maar ook niet daar was?’ ‘Als je zeker wist dat je niet meer zou vergeten wat je nooit wilde weten, wat zou je dan anders doen?’ Van onder zijn kraag kropen steeds meer rode vlekken naar boven. De groepsleden leerden van deze bijeenkomst vooral dat ze allemaal graag met dingen gooiden zodra ze de grip leken te verliezen. En dat de een er een stuk beter in was dan de ander.
Nadat de coördinator was vertrokken, trok Lisa voorzichtig haar jas aan, een andere dit keer. Ze had tegen haar principes in een nieuwe gekocht, omdat ze zo moe was van het steeds haar best doen. Olek nam de suggesties van de theezakjescoördinator (‘Wat dachten jullie van: Ga je liever naar de zon of de sneeuw? Of: Ben je een binnen- of een buitenmens?’) keurig over in de notulen, om ze daarna op professionele wijze naar het Rijk der Voorgoed Verdwenen Vragen te verwijzen.
Reza haalde slechts zijn schouders op over de aangekondigde beleidswijziging, een opvallend passieve reactie voor zijn doen, die later alles te maken bleek te hebben met het feit dat hij andere adhd-medicatie had gekregen.
‘Wat nu?’ klonk het verslagen. ‘Wat doen we?’
Zoals gewoonlijk eindigde de vergadering zonder al te veel antwoorden. In die zin was het een geslaagd samenzijn, ze hadden precies gedaan waarvoor ze waren aangesteld. Vragen verzinnen. Of, afhankelijk van hoe je het bekeek, antwoorden waar een vraagteken achter kon. De zon of de sneeuw. Een binnen- of een buitenmens. Thuis op de bank of naar een hut in Ierland.
Wat doen we?
De vraag bleef in Lisa’s hoofd rondspoken op weg naar huis. Waar waren ze eigenlijk mee bezig? Wat deden ze nou werkelijk? Wat deed zij?
Iets, dacht ze. Ik doe iets. Ik doe tenminste niet niks, en geduldig wachtte ze tot het voetgangerslicht op groen sprong.
Lieke van den Krommenacker
Lieke van den Krommenacker (1980) is kultuersjoernalist, ferhaleferteller, boekbiner & boekferkeaper. Se hat har ek talein op it bakken fan crêpes, fotografearjen en it dûnsjen fan de boogie woogie. Se skriuwt foar ûnder mear de VPRO Gids, Leeuwarden City of Literature en de Blauwe Maandag. Yn in earder libben wûn se it Hendrik de Vriesstipendium, wat late ta de novelle Hogelandlopers (2014). Ek tikte se efter in typemasjine wei ferskate leafdesbrieven op besteling en skreau se mei oan de bondel Ik wacht, dêr’t 101 ferhalen fan Grinzer ierdbevingsslachtoffers yn sammele binne. It leafste is se ûnderweis, it allerleafst nei in eilân. Dêrom lêst se ek graach oer de see en yn de Rails (silger).